De Heren lezen erg veel. Niet alle boeken zijn even goed, maar soms zit er een pareltje tussen. En die pareltjes brengen we graag onder uw aandacht. Dus vanaf nu publiceren we af en toe een boekrecensie. Dit is de eerste, een recensie van het boek ‘Het kind met de Japanse ogen’ van Reggie Baay, dat in september is verschenen bij Atlas Contact. Uiteraard is het boek te koop bij de boekwinkels, zowel online als offline.
Het kind met de Japanse Ogen
Een oorlog kent alleen maar verliezers. Soldaten, hun families, hun kinderen, hun kleinkinderen. Allemaal moeten ze omgaan met de gevolgen van diezelfde oorlog. De Nederlandse geschiedenis kent helaas talloze voorbeelden. Met de Tweede Wereldoorlog als bekendste. Ook de daaropvolgende Indonesische onafhankelijkheidsoorlog heeft diepe sporen achter gelaten in de Nederlandse samenleving. Sporen die tot op de dag van vandaag zichtbaar zijn en soms pijnlijk blootgelegd worden.
En dat is wat auteur Reggie Baay in zijn boek ‘Het kind met de Japanse ogen’ doet. Hij laat de lezer door de ogen van zijn vader de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog beleven. Vanaf de eerste inscheping tot aan de ‘thuiskomst’ in Nederland. Waar het gezin terechtkwam in een maatschappij die hen niet begreep. Waar het trauma en de troost alleen in eigen kring gezocht en verwerkt werd.
Baay wisselt de ervaringen van zijn vader, en zijn eigen jeugd dus, af met een dagboek van zijn reis naar de plekken in Indonesië waar zijn vader de oorlog heeft meegemaakt en mee heeft gevochten. En waar het trauma zijn oorsprong heeft. De fragmenten wisselen elkaar af. Dan beleef je de oorlog door de ogen van de vader van Baay, en dan flits je terug naar het hier en nu. Waar veel slagvelden en beruchte plekken inmiddels zijn omgetoverd tot toeristenoorden en wonderschone natuur die in bijna niets meer doen terugdenken aan de verschrikkingen van toen. De manier waarop Baay verslag doet van zijn reis en die van zijn familie is niet uniek. Boeken als ‘Oorlog & Terpentijn’ van Stefan Hertmans, of ‘De Stamhouder’ van Alexander Munninkhoff gingen hem daarin voor. Wat het boek van Baay wel uniek maakt is de vorm waarin hij verslag doet van zijn reis. Hij schrijft een brief aan zijn broer die niet meer in staat is om te lezen.
Duidelijk is dat er een ervaren auteur aan het werk is. Scènes volgen elkaar op alsof het een film is. Gruwelijkheden worden nog gruwelijker gemaakt door dat wat er niet gezegd en geschreven wordt. De veelzeggende stilte die bijna tastbaar wordt beschrijft Baay als geen ander. Door niet te praten over wat er gebeurd is en wat hen overkomen is, blijft het juist zo ontzettend aanwezig. Generaties lang. De onmacht van zijn vader en moeder wordt invoelbaar gemaakt. En dan begrijp je opeens wat het betekent dat een trauma generatie na generatie beïnvloedt. En wat een veerkracht er nodig is om, ondanks alles, toch door te blijven leven. Toch geeft het verhaal troost, want juist uit dit boek blijkt ook de veerkracht van de mens. Die ondanks alles, ondanks dat het leven soms wordt opgegeven, het de moeite waard is om door te leven. Juist voor zijn broer. Het kind met de Japanse ogen.