In het kader van de Boekenweek bedachten we een leuke, maar best moeilijke literatuurquiz. Veel plezier hiermee!
Welke slotzin hoort bij welk boek?
De zinnen zijn afkomstig uit:
- Dorp aan de rivier – Antoon Coolen
- De zwarte met het witte hart – Arthur Japin
- De Aanslag – Harry Mulisch
- De Geruchten – Hugo Claus
- Bezonken rood – Jeroen Brouwers
- Kinderjaren – Jona Oberski
- De boeken der kleine zielen – Louis Couperus
- Oesters – Rascha Peper
- Oorlog en terpentijn – Stefan Hertmans
- De God Denkbaar Denkbaar de God – Willem Frederik Hermans
A. Hij salueert.
B. Uit angst dat het zou wegwaaien, stulpte hij zijn karpoets er overheen en zo gauw hij dit gedaan had, ging hij er vandoor, zijn kaken opeengeklemd, zijn klompen in de hand om vlugger te kunnen lopen.
C. De gaande wiek, horizontaal vóór de borst van den molen, daarop tilde in den morgenwind het bruine zeil.
D. Hij draait zich om, vouwt een eindje verderop de pootjes onder zich in het gras, knijpt de gele ogen tot spleten in het feller wordende licht en wacht.
E. En met zijn hoofd een beetje schuin, als iemand die iets hoort in de verte, laat hij zich meenemen door de stad naar het vertrekpunt; met een korte beweging gooit hij zijn sluike grijze haar naar achteren, zijn schoenen sloffen en het is of zij wolkjes as opwerpen, ofschoon nergens as te zien is.
F. Ik begon schoon te maken.
G. Vanavond zal ik eens vertellen hoe van de kuma-boom twee takken werden afgebroken.
H. Dat doet altijd plezier.
I. Later begon het te waaien, en ontstonden er waterdruppels tegen de buitenkant van het raam, die langzaam over het glas begonnen te schuiven, zodat er tussen mij en mijn andere ik een webachtig traliemotief ontstond en ik mijn gezicht in de mist in vloeibaarheid zag ontbinden.
J. Zij wist véel heilig weten en haar oude mond glimlachte erom, bemoedigend …
Antwoorden literatuurquiz
1C, 2G, 3E, 4H, 5I, 6F, 7J, 8D, 9A, 10B